Preek over 2 Korintiërs 12

2002-10-27 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Verwachting en overgave

Liturgie:

♪ Psalm 100
♪ Psalm 36: 2
♪ Gezang 365
♪ Gezang 473: 6, 7, 8
♪ Psalm 43: 5

Inleiding

Weinig dingen werken zo verlammend op het bidden, als de ervaring dat het niet helpt. Heeft niet iedere christen zulke ervaringen? Je bidt en bidt en bidt om genezing, maar een ziekte rukt onverstoorbaar op. Je draagt je niet-gelovige kinderen eindeloos in het gebed aan God op, maar ze raken naar je gevoel steeds verder van God los. Je strijdt al biddend voor je huwelijk, maar het proces van vervreemding van elkaar schrijdt onstuitbaar voort. Zulke ervaringen werken verlammend. De animo om te bidden neemt daardoor af. Daar lopen wij dominees met een prekenserie over bidden tegen aan. Alle mooie woorden ketsen af op de realiteit – toch? Honderd getuigenissen van anderen dat ze zulke positieve ervaringen met het gebed opdoen wegen niet op tegen jouw eigen ervaring dat er door het gebed NIETS verandert. Dat is geen kleinigheid. Integendeel, het wijst erop dat ons geloof in God als zodanig in een diepe crisis dreigt te geraken. Bij een twintigste-eeuws modern theoloog las ik: "Men kan niet anders bewijzen dan dat men met de werkelijkheid van God rekent, dan dat men tot Hem bidt." Betekent dat niet, dat er christenen zijn die moe worden te rekenen met de werkelijkheid van God, of er daadwerkelijk al niet meer mee rekenen? Achter de façade van ons bloeiende en dynamische kerkelijk leven speelt zich zo gezien werkelijk een crisis af. Ik zeg u dit: er zijn gemeenteleden in nood. Ze kunnen niet meer bidden, omdat de lust ze vergaat te rekenen met de werkelijkheid van God. Misschien zegt u: "Ik weet het. Ik ben er zelf zo een." Wat daaraan te doen? Niets. Wij kunnen verlamden niet leren lopen. Wij kunnen mensen het geloof niet geven. Wij kunnen de verlamming om te bidden niet opheffen. Dat kan God alleen. Zulke wonderen verricht Hij door zijn Woord en Geest. Door tot de verlamde te spreken: "Sta op!" En door, daarmee corresponderend, met zijn Geest in het hart van mensen nieuw geloofsleven te wekken. Zo zal ik in deze preek volstaan met het Woord bedienen, en voor te gaan in het gebed om de Geest. Ik roep vanmiddag op, in de naam van de Heer, tot verwachting en overgave.

Tot verwachting roep ik op naar aanleiding van Mattheüs 7: 7 - 11. Uitdagend staat het er:

Bidt en u zal gegeven worden;
Zoekt en gij zult vinden;
Klopt en u zal opengedaan worden.

Wist Jezus dan niet van ziektes die geen halt houden, van kinderen die steeds verder van God losraken, van relaties die steeds verder bekoelen? Ja, Hij wist het. Maar als geen ander wist Jezus ook van de werkelijkheid van God. In de vorige preek heb ik u gewezen op de dubbele leerschool voor het gebed: het leven, en de verkondiging van God. Welnu, als Jezus één ding aan ons heeft willen verkondigen, dan is het dat God werkelijkheid is. Hij heeft dat niet alleen verkondigd; Hij heeft het getoond. In Jezus toont God dat Hij werkelijkheid is. In Jezus toont Hij dat Hij Vader is. Wij zouden God niet 'Vader' noemen als Jezus Hem niet als de Vader aan ons gegeven had. Het is daarop dat Jezus drievoudige oproep om veel van God te verwachten rust: dat Hij is zoals een vader is voor zijn kinderen. In vers 11 wordt het sterker gezegd: Hij is de Vader bij uitstek. "Als aardse vaders al…, hoeveel te meer uw Vader in de hemelen." Mij dunkt, Jezus wil hier voor alles mee zeggen dat God ons lief heeft, en dat wij dus hoe het ook gaat liefde van Hem mogen verwachten. Dat heeft Hij zelf getoond: liefde. Hij roept ons op om dat van God te verwachten. In die zin bezweert Hij ons te geloven dat ons gegeven zal worden, dat we zullen vinden, dat er zal worden opengedaan. Dat heeft ermee te maken dat ons gebed antwoord is. Niet wij roepen God op, als wij bidden, zoals wij op een bel drukken bij een leeg loket om de lokettist te waarschuwen. Nee, het begint ermee dat de lokettist aanwezig is. Of nee, niet de lokettist - het begint ermee dat de Vader aanwezig is. Dat is Jezus' verkondiging. Dat is het uitgangspunt. Hij is er. In ons bidden reageren wij daarop, gaan wij ervan uit dat God voor ons aanwezig is, met een hart vol liefde. En zo komt het enkel en alleen op geloof aan, zoals het voor een verlamde enkel en alleen op geloof aankomt als de Heer tot hem zegt:"Ga op je voeten staan!" Alle slechte ervaringen in het gebed wissen dit woord van Jezus niet uit. Heb verwachtingen van God, dat Hij met liefde zal antwoorden als je tot Hem bidt. Vervolgens kan het dan komen tot overgave. Wat dat wil zeggen lees je in II Kor.12. Dat is een indrukwekkend verslag van een slechte ervaring met bidden. Paulus ondervindt dat het gevraagde hem niet wordt gegeven. De doorn in het vlees wordt niet weggenomen. Het gebed stopt dan ook na drie keer. Maar let op: niet in scepsis of in gelatenheid. Het betreft ook hier volop rekenen met de werkelijkheid van God. Alleen: nu niet meer in verwachting van verwijdering van "de doorn in het vlees", maar in overgave aan de genade van de Heer. Die woorden klinken clichématig "Mijn genade is u genoeg." Mooi gezegd, maar in wezen: stenen voor brood… Maar lees nu eens: "Mijn liefde is u genoeg." Dan krijgt dat antwoord glans. Want als dat zo is, dan kun je door. Als de Heer jou echt liefde bewijst, dan héb je genoeg. Let erop, dat er staat: "Mijn genade." Dat is dus heel persoonlijk. Dat is die heel persoonlijke toezegging van de Heer: "Je staat bij mij in de gratie!" Dat is niet anders dan dat de deur inderdaad opengaat. Zo kan de verwachting overgaan in overgave, zoals dat ook bij de Heer in Gethsemané gebeurde: "Niet mijn wil, maar uw wil geschiede." Dat is niet: het noodlot geschiede. Dat is overgave aan de wil van de Váder. Ach, als Gethsemané Jezus niet bespaard bleef, zou ons dan wel lijden bespaard blijven? Dát heeft Hij zeker niet willen suggereren in Mattheüs 7. Besef, dat deze woorden van Jezus in de Bijbel terecht zijn gekomen ná Gethsemané. Hij belooft hier niet de vervulling van onze wensen. Hij belooft wel de liefde en de genade van de Vader. Dat belooft Hij met een ongelooflijke stelligheid. Daarmee roept Hij ons op om te bidden, om wéér te gaan bidden, of zelfs om voor het eerst te gaan bidden. Jezus bezweert ons te rekenen met de God die Vader is. Wij mogen staat maken op zijn liefdebewijs. Heb daar grote verwachtingen van. En laat vervolgens die verwachtingen overvloeien in overgave, in goed vertrouwen, in: uit handen geven. Dat is het christelijke gebed: je handen ophouden, en vervolgens: de zaak uit handen geven. En dat alles aangejaagd en gemotiveerd door het woord van de Heer waarmee Hij verlamden oproept om op te staan:

Bidt en u zal gegeven worden;
Zoekt en gij zult vinden;



Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.