Preek over Galaten 3:26-4:7 en Galaten 5:16-25

2003-05-04 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Adoptie

Liturgie:

♪ Psalm 103:1, 5
♪ Gezang 344
♪ Gezang 337
♪ Psalm 64:6

Inleiding

Zoals je je geboortedag jaarlijks herdenkt en - als je die hebt - ook je trouwdag, zou er reden zijn om ook de dag van je doop te vieren. Het feit, dat veel christenen - ik hoor erbij - niet weten op wat voor dag ze gedoopt zijn geeft, wat dat betreft, te denken... Kennelijk wordt de doop als niet zo gedenkwaardig ervaren als de dag waarop je geboren bent of de dag waarop je in het huwelijk treedt. Ten onrechte! De dag waarop je gedoopt bent is namelijk de dag van je adoptie als kind van God! Zie Galaten 3 de verzen 26 en 27:U bent allemaal kinderen van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want allemaal bent u in Christus gedoopt, met Christus bekleed.Let op dat want: er is verband tussen ´kind van God zijn´ en ´gedoopt worden´. In deze preek ga ik u een en ander uit de doeken doen, en wel in zes punten.

Hoe word je een kind van God? Paulus zegt: als je bij
Christus hoort. Zie vs. 26: "Wij zijn kinderen van God in
Christus Jezus." Zie ook vs. 29: "Wij zijn van Christus." In 4: 4
en 5 werkt hij dat uit: het heeft te maken met het
offer van Christus. Kortom: in zoverre wij gelieerd zijn met
Christus, in verbinding met Hem staan, krijgen wij het
zoonschap, worden wij geadopteerd als kinderen van God.
Dat is wel de kern van de zaak. Uit onszelf horen wij niet
bij God; is God ons vreemd; is er geen verwantschap tussen
God en ons. Slechts in zoverre wij iets hebben met
Christus, de ware Zoon, is die verwantschap er, dat
thuishoren bij God. Daarop komt het dus aan: is een mens
op een of andere manier verbonden met Christus? Welnu, de
doop beeldt dat uit, dat je gelieerd raakt met Christus.
"We worden in Christus gedoopt!" Vgl. de uitdrukking in
Handelingen 8: 16: ´gedoopt worden in de naam van de
Heer Jezus´. Zo markeert de doop ons thuiskomen bij God,
in Christus. Op de dag van je doop begint het allemaal. Dan
word je als het ware officieel ingeschreven als kind van
God.

Paulus voegt eraan toe: dan word je met Christus bekleed.
Eigenaardig, dat beeld. Maar let eens op het vervolg: dan
ga je het snappen. In vers 28 benadrukt hij dat er zo
eenheid tussen mensen komt. Beslissend zijn niet meer de
verschillen. Dat je slaaf bent is niet meer het belangrijkste,
evenmin dat je man bent, of Nederlander. Merkwaardig: wij
ontlenen toch onze identiteit gemakkelijk aan ons werk, of
aan onze sekse, of aan onze etnische afkomst. Nee, deze
mensen die allemaal gedoopt zijn, zijn één in Christus Jezus.
Er zit iets ´uniforms´ in hen allen. Ziedaar de betekenis van
´met Christus bekleed´: we hebben een uniform
aangetrokken, en dat uniform is Christus. Ofwel: mijn
identiteit is in wezen dezelfde als de jouwe: we zijn in
Christus kind van de Vader. Je krijgt in je doop een nieuwe
identiteit aangemeten. Daarbij hoort een nieuwe naam. Het
diepste wat je voortaan over je identiteit kunt zeggen is dit:
"Ik ben christen."

Zoals onze naam ontleend is aan die van Christus, zo ook
ons functioneren als kind van God. Hoe functioneerde dé
Zoon? Hij werd gekruisigd en is opgestaan. Bij ons zal het
niet anders zijn. Wil je dat niet, dan moet je geen kind van
God worden. En wil je geen kind van God zijn, dan moet je
niet gedoopt worden. Want de doop beeldt dat uit. In
Christus worden wij gedoopt, met hem worden wij bekleed,
in zoverre wij in het water van de doop sterven én weer
opstaan.
A. Het sterven. Luther zegt heel plastisch: in het
doopwater worden wij verzopen. Wij, dat wil zeggen: wij als
zondaar. Vgl. 5: 24: "Wie Christus Jezus toebehoren
(letterlijk: van Hem zijn, vgl. 3: 29), hebben het vlees
(ofwel: de zondige natuur) gekruisigd, met zijn hartstochten
en begeerten." Let op dat woord ´gekruisigd´: dat komt
rechtstreeks uit de biografie van Jezus weglopen. De doop
beeldt uit dat Jezus´ lot het onze is: we moeten sterven.
We vinden een graf in de golven. Het is jammer dat in onze
dooppraktijk die beeldspraak niet meer functioneert. Heel
duidelijk wil het ons voor ogen gesteld zijn: een echt kind
van God moet sterven aan het kwaad, net als Jezus.
B. Het opstaan. In 5: 25 is sprake van ´leven door de
Geest´. Dat wil zeggen: na het sterven is er het opstaan.
De zondige natuur gaat eraan; in plaats daarvan staat een
nieuwe mens op! Ook dat beeldt de doop uit: we staan weer
op uit het water! We beginnen aan een nieuw leven: een
leven door de Geest. Al met al wordt duidelijk waarom wij
gedoopt worden in de naam van de Vader, de Zoon en de
Geest. Dat is een uitwerking van de doop ´in de naam van
Christus´. Kort gezegd: in de Zoon worden ook wij kinderen
van de Vader, om te sterven voor de zonde en opstaan tot
een nieuw leven door de Geest.

De doop beeldt dat allemaal uit en markeert hoe wij intrede
doen in het huis van de Vader, waar wij worden toegerust
met de Geest van Christus. Maar als zodanig vraagt de doop
om realisering in onze levensgeschiedenis. Vandaar dat in 3: 26
staat: u bent allemaal kinderen van God door het geloof,
in Christus Jezus. Het komt er op aan in het geloof die
doop te laten doorwerken in ons leven. ´In het geloof´. Dat
staat bij Paulus tegenover ´werken der wet´. Ofwel: het is
een kwestie van ontvangen, niet van het zelf voor elkaar
boksen. Het recht van zonen wordt ons geschonken, dankzij
Christus. Dat verwerven we niet door noeste inspanning.
Maar op geloven komt het dan ook aan. Zonder een leven in
geloof, in openheid voor wat God ons wil geven, functioneert
de doop niet, is ze onaf. Zie ook 5: 25: het is één ding om
door de Geest te leven, opgestaan te zijn; het is iets
anders om door de Geest het spoor te houden en vrucht te
dragen, vs. 22. Zonder het leven door de Geest is de doop
onaf.

Het gaat bij de doop niet om een luxepositie. Het gaat om
een identiteit die samenhangt met het binnengaan in Gods
Koninkrijk. Wie vervreemd blijft van God door de zonde,
het vlees, past niet in dat Koninkrijk, 5: 21. De betekenis
van de doop is dan ook, zoals ik het nog niet zo lang
geleden genoemd heb: door het water op weg naar het
nieuwe Jeruzalem. Het zal er echt om gaan dat wij onze
doop uitwerken in ons leven. Maak ruim baan voor de Geest,
in wiens naam je gedoopt bent. Die vrucht moet er komen,
zoals het verzuipen van de zondaar ook echt gestalte moet
krijgen in je leven.

De doop kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Eens
gedoopt blijft gedoopt. Niemand kan zeggen van een
gedoopt mens: "Jij bent geen kind meer van God. Jouw
adoptie geldt niet meer." Niemand kan dat zeggen.
Gedoopte mensen kunnen wel ver van het vaderhuis
afdwalen. Volgens de Bijbel is het zelfs niet ondenkbaar dat
Jezus éénmaal het ernstige woord spreekt: "Ik heb u nooit
gekend." (Mattheüs 7: 23) Paulus waarschuwt overigens ook
de Galaten voor het mogelijk niet ingaan in het Koninkrijk, 5: 21.
Ofwel: elk gedoopt mens staat aan het gevaar bloot
dat de doop niet doorwerkt in zijn leven en dat zo zijn
nieuwe identiteit in Christus vervaagt en uiteindelijk zelfs,
heel misschien - God verhoede het - van hem wordt
afgenomen. Maar het is niet aan ons om ertoe te
concluderen dat iemand niet meer bij Christus hoort. Voor
ons geldt, dat de doop van een mens iets heiligs heeft. Ze
duidt aan: hier staat een door God in Christus geadopteerd
mens. Die doop schreeuwt om geloof, om het houden van
het spoor van de Geest. Als zodanig houdt ze een appèl in
op een mens die de doop heeft ondergaan. En tegelijk een
belofte. Want ingeschreven worden in het register van Gods
kinderen is niet zomaar iets. Daar zal de Heer zeker niet
slordig mee omgaan. Zie hier het beeld van de vader in de
gelijkenis van de verloren zoon, die rusteloos op de uitkijk
staat. De doop garandeert ons, dat God die vader is, die
met al zijn vezels vastzit aan zijn geadopteerde kinderen.
Aan ons is het dan ook om grote eerbied voor onze doop te
hebben. Het is echt een dag om te vieren, de dag dat je
gedoopt bent.


Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.